Skip to content Skip to footer

Permanente collectie

De vader van dit unieke project is kunstliefhebber en architect Marc Noël.

Als jongeman verslond hij de boeken van John Flanders, Jules Verne, Poe en Hemmingway. Deze hebben bij hem een voorkeur voor het historische, het avontuurlijke en het mengen van fictie en werkelijkheid ontwikkeld. Vanaf dat moment geraakte hij gepassioneerd door de voorstelling van het imaginaire in al z’n vormen, van de muziek, over de film tot de schilderkunst. Maar het is vooral naar de wereld van het beeldverhaal dat z’n meeste aandacht uitgaat, daar deze de meest fantasierijke scenario’s combineert met de meest verbluffende teken- en schilderstijlen.  Maar niet alleen het stripverhaal vormt de scheppende basis van dit project. Ook zijn fascinatie voor de betovering van de Middeleeuwse Miniaturen, de kunst van de Vlaamse Primitieven, de kleurenrijkdom van Breughel, Jeroen Bosch en Patinier liggen aan de basis van de vorm en aankleding van het project.

Het oorspronkelijk idee was om een museum over de Vlaamse strip te openen, daarom dat hij in Gent belandde: een centraal gelegen cultuurstad die steeds meer op de internationale kaart staat. Strips zijn, na bier en chocolade, een van de belangrijkste Belgische exportproducten. Nero, of Suske en Wiske resoneren internationaal minder dan Kuifje of Blake en Mortimer, getekend door Franstalige Brusselaars. Daardoor mikt het CAMH op een internationaal publiek.

De locatie, een opmerkelijk 16de-eeuws gebouw, op een enorm perceel achter de Augustijnenkaai en de Lievestraat is een uiterst geschikte locatie voor dit project.

Voor de niet-Gentenaars: tussen het Patershol en het Prinsenhof.

In het pand was vroeger de technische dienst voor de schoolgebouwen ondergebracht.

Marc zijn collectie gaat om het stripverhaal in België en Frankrijk. Het museum beperkt zich niet alleen tot binnen, ook buiten komen allerlei referenties aan legendarische Belgische strips. De bewust schuin gemetste achterbouw wordt ondersteund door Jerom, de krachtpatser uit Suske en Wiske. Uit een 16de-eeuws raam op de binnenplaats piept het levensgrote spook Sus Antigoon met Suske en Wiske op de rug. Voor de kenners: net zoals op de beroemde albumcover van ‘Op het Eiland Amoras’ (1947), waaruit Marc enkele originele platen in privébezit heeft.

In de zalen zelf komen zijn eigen collectiestukken, aangevuld met belangrijke bruiklenen. We tonen ook stukken uit de collectie van enkele andere grote verzamelaars. Onder meer van de allergrootste in Vlaanderen, Roger Decadt. In en rond het museum komen Belgische striphelden als Suske en Wiske, Kuifje, Blake en Mortimer, Lucky Luke en Asterix weer tot leven. De bedoeling is dat we wisselende tentoonstellingen en masterclasses organiseren, bedrijfsevents hosten, stripveilingen faciliteren en projecten doen met nationale en internationale striptekenaars.

Als echte verzamelaar van originele tekeningen is hij naar eigen zeggen ‘een laatbloeier’.  Het kwam erop neer om sleutelmomenten uit de stripgeschiedenis te kopen, of cruciale platen uit de topverhalen, het liefst met de belangrijkste personages. Marc koopt er graag met een mooie architecturale achtergrond.

In de jaren 70 en 80 raakten striptekenaars hun originele tekeningen niet kwijt. Soms gaven ze die zelf gratis weg. Marc is pas in de jaren 90 originelen beginnen kopen, toen de prijzen op die markt op ontploffen stonden, mee door de populariteit van Hergé. De Europese stripmarkt is nu vooral op Frankrijk gericht. Maar ook het werk van Willy Vandersteen, die onder meer Suske en Wiske, Bessy en De Rode Ridder tekende, beginnen ze daar te kennen.

Marc heeft talrijke originele platen uit de eerste verhalen van ‘Rikki en wiske’ (1946) tot ‘De Duistere Diamant’ (1958). Die zullen te zien zijn in het museum, naast werk van Hergé, Sleen, Morris en andere groten uit het Belgische stripverhaal. Hij is een generalist: hij vindt bijna alles mooi. Verzamelen is voor hem heel irrationeel. Hij doet het deels uit bezitterigheid. Maar ook uit nostalgie, uit drang naar het avontuur en de exotiek van die verhalen.

Marc zal, behalve zijn eigen grote collectie strips en originele striptekeningen, ook levensgrote stripfiguren tonen. Links en rechts zullen er XL-versies van Asterix, Obelix, Lucky Luke, zijn paard Jolly Jumper, zijn hond Rataplan en de Daltons staan. Voor de meeste replica’s werkte hij samen met Luc Cauwenberghs, een beeldhouwer die ook voor kunstenaars als Jan Fabre en Kamagurka opdrachten doet. Ook ‘Nero’s wafelenbak’ is nagemaakt, de scène waarmee zowat elk verhaal eindigt. Alle belangrijke figuren zijn present, een vijftigtal in totaal. Marc is een grote Nero-fan, en tekenaar Marc Sleen is geboren in Gentbrugge. Daarom spelen enkele vroege albums van hem zich ook af in Gent. Die link konden ze in het museum niet laten liggen.

‘Het wordt geen museum voor stripverzamelaars, wel voor stripfans’, garandeert Marc. ‘Het wordt geen pretpark, maar ook geen serieus museum waar je niks mag aanraken’. We willen een goede balans tussen educatie en amusement. Amusant wordt alleszins de Jacobs-zaal, gewijd aan Edgar P. Jacobs: Hergés assistent en geestelijke vader van de Blake en Mortimer-stripreeks. Originele tekeningen van hem zullen er niet zijn, want officieel mogen die niet op de markt komen (al verdwenen er wel al uit de brandkast van de stichting). Jacobs is voor Marc de allergrootste tekenaar van Europa. Alles klopt gewoon. De kostuums, de auto’s, de architectuur: bijna alles in de avonturen van professor Philip Mortimer en kapitein Francis Blake is waarheidsgetrouw nagetekend. Even rigoureus als Jacobs liet Marc een mythische scène namaken uit Blake en Mortimers eerste dubbelalbum ‘Het Geheim van de Zwaardvis’. In de Jacobs-zaal is er een grote maquette van de vliegtuigloods waar professor Mortimer sleutelt aan zijn SX1- en SX2- Zwaardvis: een straaljager die bommen kan werpen én onder water kan vliegen. Die toestellen worden ingezet in de strijd tegen kernmacht Mongolië, waar dictator Basam Damdu en zijn handlanger Olrik de plak zwaaien. We vliegen zo weg in onze fantasie.

Zelfs op het dak staat een op ware grootte Chronoscaaf: een teletijdmachine uit het Blake en Mortimer-album ‘De Valstrik’. In dat retrofuturistische album reist Mortimer ermee naar het dinosauriërtijdperk, naar de Middeleeuwen én naar de 51ste eeuw.

Enige nostalgie is Marc niet vreemd, maar tijdreizen hoeft nu ook weer niet, zegt hij. En al zeker niet naar zijn eigen jeugd. De stripalbums die hij toen verslond, herleest hij nu niet meer. Hij wil de magie van toen niet verknallen. Hij is bang dat dat gevoel van vroeger niet meer terugkomt. Want zoals ex-universiteitsrector Rik Torfs zei: ‘Mijn eerste keer in Shanghai was ik teleurgesteld dat het niet meer leek op het Kuifje-album ‘De Blauwe Lotus’. Zo voelt Marc zich exact.

Heb je zelf thuis een stukje stripgeschiedenis dat in onze permanente collectie past? Het Comic Art Museum verwelkomt altijd schenkingen. Voor meer info over hoe zo’n schenking in zijn werk gaat, klik dan hier.

Opening deze zomer